Door de diensten cheque 228.000 banen voor het oprapen. Utopie of niet?

Op dit moment is er een discussie gaande over de diensten cheque. Zoals deze nu gepromoot wordt, zou het de overheid erg veel geld kosten. In een veranderende maatschappij is het onzin en niet realistisch om de overheid op kosten te jagen. Dat zou een op emoties gebaseerde korte termijn beslissing zijn. Dus niet bruikbaar en vooral niet duurzaam! Volgens mij draait het daar tegenwoordig toch om.

De argumenten vliegen je om de oren om de invoering te onderbouwen. De diensten cheques zou het zwart werk uitroeien. Leuk bedacht, alleen is dat een utopie. Er zouden ook ruim 200.000 banen ontstaan. Een fantast(isch) getal. Magische getallen zijn natuurlijk politiek gevoelig en dit zal zeker door een politieke partij overgenomen worden. Maar in sprookjes geloof ik niet.  De huidig voorstellen gaan uit van een cheque van € 23,--, waarbij € 13,-- voor rekening van de overheid is. Natuurlijk wordt dat een succes. De kosten: 1.9 miljard!

Dit wordt wel weer terug verdient doordat het zwarte werken stopt. Gelooft u het? Ik niet.

De discussie komt echter niet zomaar uit de lucht vallen. Er moet wel een goed alternatief komen voor de regelgeving vanuit Brussel en voor de verandering in de huishoudelijk zorg (WMO).

Als ervaring deskundige en eigenwijze ondernemer denk ik dat het anders kan.

Een gezond alternatief is een redelijk een dus betaalbare compensatie door middel van de diensten cheque.

Ik ben voorstanders van deze opzet. In mijn optiek en op basis van onze ervaringen met de Witte Werkster is gebleken dat een compensatie van maximaal 35 % voldoende is om de markt te bereiken. Dit betekend een cheques van € 23,--, waarbij € 8,-- voor rekening van de overheid komt.

€ 15,-- per uur is ook een concurrerend tarief voor de zwarte werkster. Het zal dan niet direct storm lopen. Dat hoeft ook niet. Je kunt mensen niet dwingen en zo blijven de kosten voor de overheid beheersbaar.

Belangrijk is om vooraf voorwaarden te stellen. Zo moeten alle medewerkers, die door middel van een diensten cheque gaan werken, een schoonmaak opleiding volgen. Anders kan de cheque niet ingewisseld worden. Je krijgt dan goed opgeleide mensen die verstand van zaken hebben en duurzaam kunnen werken (ergonomie en communicatie zijn onderdeel van de opleiding). Op deze wijze heeft het voor de medewerker ook een toegevoegde waarde. In België heeft de overheid deze voorwaarde niet gesteld en daar heeft men achteraf spijt van.

Een ander punt is dat er een dienstverband moet zijn met een werkgever die de diensten cheque verzilvert. Deze werkgever valt dan onder de schoonmaak CAO. Zo wordt de kans op fraude geminimaliseerd.

Om sociaal zwakkeren tegemoet te komen, kan men naast de bestaande cheque een zilveren diensten cheque invoeren voor met name de WMO/WWB. Hierbij gaat de verdeling van de € 23,-- anders. Bijvoorbeeld een verdeling van € 8,- voor de cliënt, € 8,- voor de overheid en € 7, - voor de gemeente.

Vul deze banen in met medewerkers die uit de bijstand komen en dit zorgt dan meteen voor een extra impuls op de arbeidsmarkt. Eindelijk hebben we een invulling van garantiebanen en zijn de politiek en de vakbonden ook tevreden.

Het is wel verstandig om van de gemaakte fouten uit het verleden te leren. De witte werkster is ten onder gegaan aan de regelgeving. Deze was zo complex dat de rekenkamer er geen controle kon krijgen. Voer dus simpele heldere regels in rond de diensten cheque. Staatsecretaris Wiebes wil dat toch ook?

Conclusie: met de juiste keuzes is in ieder geval de dienstencheque geen utopie! De rest laat ik aan de lezer over.